Blog
Geplaatst door Victor op 5 maart 2013
Maak je beste portretfoto’s beter: 10 praktische tips
Voor het maken van professionele foto’s schakel je liefst een fotograaf in, maar natuurlijk kun je ook zelf prima foto’s maken. Maar waar let je dan op? Hieronder 10 tips op een rijtje, met als uitgangspunt het fotograferen van mensen (maar ook prima te gebruiken voor algemene onderwerpen).
1: Neem de tijd voor de foto
Een foto maken hoeft geen hele dag te duren, maar probeer een leuke foto niet binnen 2 minuten te maken. Gun jezelf de tijd om na te denken over het beeld dat je wilt gaan maken - dat levert al snel een beter resultaat op. Bedenk welk verhaal je wilt vertellen met de foto.
2: Bepaal het doel waarvoor je de foto maakt
Als je dit duidelijk hebt vastgesteld wordt het een stuk eenvoudiger om de juiste beslissingen te nemen tijdens het fotograferen:
• Voor wie is het eindresultaat eigenlijk bedoeld?
• Hangt het straks aan de muur of is het voor een (online) artikel/interview
• Is het voor één specifiek doel of moet de foto ook geschikt zijn voor andere gelegenheden?
3: Kies bewust je compositie
Een goede compositie kan heel eenvoudig zijn. Kies bijvoorbeeld voor symmetrie en maak een frontale opname van je model precies in het midden van het beeld. Of maak het juist dynamisch door je model uit het midden van de foto te plaatsen. Gebruik hiervoor de regel van derden: verdeel het beeld met behulp van twee horizontale en twee verticale lijnen in 9 gelijke blokken (zoals bijvoorbeeld Instagram ook gebruikt). Het onderwerp plaats je op een van de lijnen of het snijpunt van deze denkbeeldige lijnen.
4: Let op de achtergrond/kleur
Plaats mensen voor een sfeervolle achtergrond, dat heeft grote invloed op de sfeer van de foto. Bijvoorbeeld het centrum van een leuke stad of in een gezellige kamer. Een rustige achtergrond kan ook heel goed. Neem niet 'zomaar' een witte muur als achtergrond tenzij je daar een duidelijke reden voor hebt. Zoek kleuren die je prettig vindt om naar te kijken en die bij jouw model passen.
5: Niet te dicht op de muur
Als een muur als achtergrond dient, plaats mensen dan niet te dicht ervoor, maar neem afstand (minimaal 1,5 à 2 meter). Op die manier voorkom je storende schaduwen op de muur. Dit punt geldt des te meer als er geflitst moet worden. Heb je de beschikking over een extra (slave) flitser richt deze dan op de muur (dus áchter je onderwerp): zo flitst de 2e flitser de schaduw weg.
6: Maak het leuk!
Neem de tijd om het model op zijn of haar gemak te stellen. Als je samen lol hebt zie je dat terug in de foto. Blijft je model moeite hebben met een spontane houding probeer dan:
• hem/haar iets vast te laten houden
• hem/haar regelmatig een andere houding aan te laten nemen
• een spannender camerastandpunt te kiezen, bijvoorbeeld schuin achter je model waardoor deze zich moet omdraaien
• hem/haar ergens op of ergens achter te plaatsen, bijvoorbeeld niet op een stoel maar op de hoek van een tafel, of juist ergens achter
7: Liever te veel foto’s dan te weinig
Zul je net zien: op het moment van de foto hebben mensen net hun ogen dicht of hun mond open. Door een behoorlijk aantal foto’s te maken verklein je de kans op dergelijke ’ongevalletjes’ en vergroot je de kans dat je net die ene karakteristieke glimlach vangt. Maak wel gelijk na je fotosessie een selectie van de foto’s: selecteer alleen de beste en gooi de rest weg.
8: Kwaliteit van de foto’s
Voor gebruik in drukwerk zijn camera’s vanaf 6.0 megapixel (en hoger) meestal goed te gebruiken. Bewaar de foto’s op hoogste kwaliteit!
9: Zoom in!
Fotografeer niet ’voor de zekerheid’ nog wat extra achtergrond in beeld. Dit gaat ten koste van je onderwerp. Zet als fotograaf liever een stap naar voren dan naar achteren, of zoom nog wat extra in. De gekozen achtergrond is wel belangrijk, maar het gaat er uiteindelijk om dat degene die je fotografeert goed in beeld komt.
10: Let op licht!
Wil je duidelijke foto’s, let er dan op dat jouw onderwerp goed in het licht staat.
• Fotografeer niet tegen het licht in (zet je model dus ook niet voor het raam in je kantoor), tenzij je sfeerfoto’s wilt maken: daarbij kun je juist heel mooie resultaten behalen door tegen het licht in te fotograferen.
• Als je model last heeft van het tegenlicht (knijpende/niet ontspannen ogen) is tegen het licht in fotograferen een optie - als je een flitser hebt. Je geeft dan het 'donkere' gezicht wat extra licht.
• Gefilterd licht is vriendelijk voor jouw model, kleine oneffenheden vallen dan minder op. Dit licht heb je bijvoorbeeld buiten als het (half) bewolkt is. Laat je model bij fel zonlicht niet tegen de zon inkijken.
• Als je bij kunstlicht (binnen) fotografeert let dan op: kunstlicht is erg geel en dat zie je terug op de foto. Maak testfoto’s en als het resultaat tegenvalt gebruik dan een flitser. Vind je de kleuren goed maar zijn de foto’s onscherp gebruik dan een statief.
En dat was nummer 10. Probeer maar eens uit in de praktijk en oordeel zelf of je vooruitgang ziet.
Veel succes!